Winkelen

Mijn vrouw weet heus wel dat er grenzen zijn aan het incasseringsvermogen van haar man. Bijvoorbeeld die keer dat ik naar een duister winkeltje in Duitsland werd gestuurd om een zadel in dressuurvariant, bestaand uit niet veel meer dan een pannenlap met beugels, te ruilen voor de veelzijdigheidsuitvoering. 430 kilometer later stond ik met zeebenen maar trots met het nieuwe zadel in de zadelkamer en werd erg teleurgesteld door de reactie van mijn vrouw: ‘Op internet was hij veel bruiner; dit is meer grijs, dat zie je zelf toch ook wel, hier ga ik echt niet mee rijden…’

Achteraf ben ik dan blij dat we geen wapens in huis hebben.

Maar mijn vrouw realiseert zich dat het niet altijd van een kant mag komen. Staan we bijvoorbeeld in een ruitershop, dan word ik meestal na een kwartier of drie wat onrustig en ongeduldig. ‘Voel eens!’, en voor de twintigste keer moet ik in een schabrak of singel knijpen. ‘Ja nou!’, zeg ik dan maar, niet wetend of ik het soft-gel padje moet ophemelen of de grond in boren. ‘Ik zie wat je bedoelt’, voeg ik dan maar aan toe. Maar net als ik wil vragen wat we eigenlijk aan het doen zijn houdt ze en grote leren hoed in de lucht. Kijk, voor jou! Om mij ook bij het gezellige winkelen te betrekken. Een hoed die ik op wedstrijden zo vaak zie bij andere ongelukkige kerels, hun aangesmeerd ter compensatie voor het doelloos en uitzichtloos rondhangen in ruitersportzaken. Als je lief bent, dan mag jij een hoed uitzoeken…

Mijn vrouw houdt een donkerblauw doorgestikt jasje voor: ‘Wat vind je? Gewoon voor thuis voor in de bak.’ Ik zeg dat ze volgens mij al een donkerblauw doorgestikt jasje heeft, ik denk zelfs twee, en ze draait zich gekwetst om: ‘Haha! Leuk hoor! Er zou hier een ballenbak voor mannen moeten zijn!’

Er komt een medewerkster uit het magazijn, sjouwend met een stapel dozen.

‘Deur vrij!’, roept ze als ze binnen komt stommelen. Alle paardenmeisjes doen automatisch een stapje opzij, en kijken mij bevreemd aan als ik in lachen uitbarst: wat heeft die vent…?

Ik sta al een poosje bij de toonbank, met de pinpas in aanslag hopend dat het vandaag blijft bij die bak met vitaminebrokjes en een singel die bij ons mag komen wonen. Op mijn ‘maar je hebt toch al een singel’ verdraait ze haar ogen: ja voor lange stoten! Maar die pannenlap die ik laatst -dus voor de tweede keer- ergens in de buurt van Aachen had omgeruild -die grijze voor die lichtbruine- heeft natuurlijk korte stoten, snap ik dan niets…?!?

Ik ben weer wat afgedwaald, zit inmiddels uitgeput op een paskrukje met een laarzentrekker te spelen. Kan me wel voor m’n hoofd slaan dat ik dat jasje heb afgewezen. We waren misschien al klaar geweest. Bij de kassa staan twee dames op leeftijd in uitbundige rijkleding een scheermachine grondig te keuren. Eentje heeft een mouw opgestroopt en laat de machine met een soepele beweging over haar onderarm gaan. Ze staren beiden verbluft naar het resultaat. Aaien er zachtjes over. Ze beginnen nog net niet bij te kirren. Ze zien niet een damesarm met ouderdomsvlekken waar een baan pluisje uitgeschoren is, maar hun geliefde viervoeter voor wie ze maar al te graag medisch proefkonijn willen zijn.

En dan gebeurt het hele erge: mijn vrouw komt een kennis tegen. Tel er maar twintig minuten bij op. Ik vlucht naar de afdeling boekjes en zie tot mijn teleurstelling dat mijn boek er niet bij staat. Ook dat nog. Mijn vrouw duikt op en sleurt me aan een mouw naar haar vriendin. ‘Probeer te glimlachen’, sist ze me toe. De vriendin heeft een nieuw paard en de agenda’s moeten getrokken worden om het beest te keuren. Ik ben inmiddels zo murw dat zonder protest overal mee instem.

Ik sta er volgens opdracht glimlachend bij en doe alsof ik grote interesse heb voor het probleem dat de nieuwkomer z’n tong af en toe over het bit doet. Ik knik begrijpend als me wordt uitgelegd dat ze probeert haar paard beter op te sluiten. Dat lijkt me handig want je hebt er echte Houdini’s bij. Maar ik begin me af te vragen welke tak van paardensport ze precies beoefent als ze vertelt dat ze het zo moeilijk vindt haar paard op te vangen na de uitgestrekte galop. Ik zou me uit de voeten maken en er niet eens aan beginnen…

Eindelijk lijkt er een einde te komen aan deze daghengst (nachtmerries bewaar ik voor ’s nachts) en staat m’n vrouw ineens naast me bij de toonbank: ‘Gaan we?’

Het pinapparaat weigert. Het meisje achter de toonbank kijkt me pruilend aan.

De baas van de winkel komt nors van achter z’n facebook vandaan en geeft het na twee herstarts op. ‘Hebbu geen contant?’

Nee dat heb ik niet. Nou, dan houdt het op!

Ik strompel naar de auto, voel het laatste beetje energie uit me wegstromen.

Één uur en tien minuten, volledig tevergeefs.

Mijn vrouw ziet als altijd de zonzijde van ons bestaan: ‘We gaan morgen gewoon weer en dan nemen we geld mee.’ En ze geeft me zowaar een knuffel: ‘Gezellig toch!’


Deze Column is eerder verschenen in BIT.

Schrijf je in voor de nieuwsbrief voor nieuwtjes, en data en plaatsen van de theatervoorstelling.

 

2018-07-22T10:42:04+02:00 22-07-2018|