Nachtrust

“Klik”, gaat het nachtlampje aan en ik word ondersteboven geduwd.

“Ik hoorde ‘kloenk’!”, zegt m’n vrouw paniekerig.

“Onze paarden doen niets anders dan kloenk”, probeer ik m’n nachtrust te redden: “Houten stallen, grote lompe beesten met ijzeren schoenen; wat denk je dan als zo’n bok zich in z’n slaap uitrekt?”

Maar m’n vrouw luistert al niet meer naar me.

“Ga jij even kijken”, commandeert ze.

“Ga zelf, het zijn jouw paarden”, probeer ik, maar ik weet al hoe dit gaat aflopen. Paardendames hebben ontzettend sterke benen en als door een shovel wordt ik m’n bed uitgeschoven. “Ik sliep namelijk net”, is haar onnavolgbare argument.

Ik vind scheldend een knalrooie damesochtendjas en ga op blote voeten in m´n klompen de vrieskoude nacht in. Ik zie een paar verbaasde paardenhoofden: ”kom je doen?, we slapen, als je het niet erg vindt.” Ik doe het licht aan en de paarden protesteren knipogend. Maar één luik blijft leeg. De jaarling! Als ik over de rand van de deur kijk zie ik iets waar ik veel van heb gehoord, maar nog nooit heb gezien. Die puber ligt strak tegen de houten wand aan, z’n pootjes heel vreemd gebogen tegen die wand en z’n koppie zielig plat op de grond. Een ogenblik kijken we elkaar zwijgend aan. “Ik lig vast”, zegt z’n treurige blik dan, “ik kan niet meer overeind komen.”

Ik ga eerst m’n vrouw maar eens uit bed halen. Er zijn grenzen aan m’n zelfstandig handelen, vooral midden in de nacht. En helemaal als het iets ernstigs is, waar m’n vrouw vast alles van weet uit de vakliteratuur.

“De jaarling ligt vast”, storm ik de slaapkamer in. Ze staat al naast haar bed en tussen zes keer ‘shit’ in legt ze me in veertien traptreden naar beneden uit dat een paard daar z’n benen van kan breken, ‘dan kan je hem wegbrengen’, dat z’n darmen ervan in de knoop raken: ‘dat is doodsoorzaak nummer één bij paarden’, en dat je zelf groot gevaar loopt als je een vastliggend paard vlot probeert te trekken. Vanwege dat laatste besluit ik m’n cap op te zetten, zodat ik nu blootsvoets in m’n klompen, in een knalrode ochtendjas en met een zwarte cap op voorzichtig de stal binnen ga.

“En nu?”, vraag ik. Het arme dier kijkt me nog steeds sullig aan, de pootjes helemaal ingetrokken en gebogen tegen de wand. Ik ga de stal weer uit en m’n vrouw gaat de stal in. Deze stallendans herhalen we nog een keer of vier. Dan roept ze ineens dat we hem moeten omtrekken, maar dat dat wel levensgevaarlijk is.

“Denk erom dat je niet getrapt wordt”, waarschuwt ze me, maar dat kan ze volgens mij beter tegen het paard zeggen.

“Misschien moeten we een sjaal gebruiken”, oppert ze, maar daar zie ik even de toegevoegde waarde niet van. Nu staan we beiden binnen en ik pak een achterbeen beet. Het paard blijft roerloos liggen. M’n vrouw pak een voorpootje en spreekt het paard zachtjes geruststellend toe. Dan doen we ‘één, twee, hup’, en rollen we het verbaasde dier als een rollade in de juspan om, over z’n rug, de stal in. Hij slaat nog niet, maar gewaarschuwd voor een snelle jaarlinguithaal spring ik toch drie meter naar achter, terwijl er nog maar anderhalve meter ruimte was. “Kloenk”, doe ik tegen de wand. Gelukkig heb ik een cap op. Het paard staat op schud zich uit en komt naar me toe om z’n dank te betuigen, denk ik. Maar hij kijkt me even aan, ‘wat doe jij in m’n stal’, en bijt me in m’n sleutelbeen. Hij is gecastreerd, maar weet dat zelf blijkbaar nog niet. Terwijl ik met een opkomende hoofdpijn de stal uithink, staat m’n vrouw het te dier te aaien: “Ben je geschrokken lieverd?”

Ik slenter terug en zie mezelf even in de spiegeling van een ruit. Blote harige benen, rooie peignoir en ponyclub-cap. Als ik die in m’n stal zou tegenkomen zou ik hem ook in z’n sleutelbeen bijten.

Nieuwste voorstellingen & columns in de mail? Schrijf je in voor de nieuwsbrief. Dat doe je hier.

Voor de agenda met alle speeldata en plaatsen: Klik hier.

2019-10-26T13:20:23+02:00 26-10-2019|