Kerstrit

 

Het is eerste kerstdag. Volgens traditie hebben we een dagvullend programma, waarbij de paarden niet ontbreken. Onze locale onofficiële rijclub bestaat uit een zeer bont gezelschap, waarin de enige overeenkomst de liefde voor paarden is.

We verzamelen om 10.00 uur in de grote boerderij van Rolf de landheer en zijn vrouw Janneke. Hun 3 kinderen zitten tekenend, en knutselend aan tafel. Een grote kerstboom in de hoek van de keuken ziet de rest van de deelnemers een voor een binnenkomen. Een paar leraren, een paardrijlesjuf, een kunstenares, een gepensioneerde gasfitter, wat buurkinderen en tenslotte een oude maar kwieke man die nog steeds hoge ogen gooit in tuigpaardenland.

Er is koffie, taart in soorten, en er zijn verhalen. Soms een beetje teveel verhalen door elkaar zodat ik met één oor luister naar het bloedstollende verslag van de paardrijlesjuf over haar zadelmak-maak avonturen, en met het andere oor een verhaal over de walnotenoogst in Zuid Frankrijk. Dat is goed opletten geblazen zodat je niet ‘Heerlijk!’ roept tegen de paardrijlesjuf die net beschrijft hoe ze van haar paard gebokt wordt.

 

Om 11.00 uur wordt de vergadering opgeschort, en worden alle rijlaarzen aangetrokken, de handschoenen van de radiatoren gehaald en de cap’s opgezet. Links en rechts hoor je het gebonk van paarden die de trailers uit klossen, en onze paarden hollen hard achterwaarts de trailer uit, zoveel zin hebben ze. Mijn vrouw kijkt al meer dan bezorgd. Ze heeft niet al te veel vertrouwen in mijn rijkunst, en ze is als de dood dat mijn paard zich in de groep laat opjuinen.

Maar voorlopig gaat het goed. We stijgen op en rijden vast wat rondjes in de bak, terwijl de landheer samen met de tuigpaardenman de paarden voor de kar aan het inspannen is. Ik zie wat klokjes en kerstballetjes in het tuig hangen. Links komt Pierre te staan, een 22 jarige ruin waar mijn vrouw nog kunstjes op hoog niveau mee heeft gedaan. Maar ze rijdt nu alleen nog met hem af en toe in het bos, en verder loopt hij regelmatig voor de kar.

 

De heer des huizes brult over het landgoed: ‘Iedereen klaar?’  Moeder Janneke rijdt bezorgd een laatste rondje om haar jongste zoon op zijn nieuwe pony. ‘Gaat het goed, Gijs?’, vraagt ze. ‘Jahaaa!’, wuift hij haar weg.

En dan komt de karavaan in beweging. De kar voorop, daarachter een hele kudde paarden en pony’s. We moeten een stukje over de weg en dat is een avontuur op 1e kerstdag. De dag bij uitstek om met rare antieke autootjes te gaan toeren, om nog maar te zwijgen van hele optochten van knallende motorfietsen. Maar we hebben geluk en komen op straat niets tegen. De paarden hebben weinig aandacht voor de kerstbomen en slingers gekleurde lampjes in de tuinen, en we slaan het brede bospad in. Mijn vrouw en ik hebben enige moeite niet telkens bovenop de rest te klappen, zo nijver en voorwaarts zijn onze knollen. In overleg wordt besloten dat wij voor de kar mogen. Een beetje afstand en dan komen onze paarden wel tot rust. Mijn vrouw werpt me wel om de 3 seconden een bezorgde blik toe: ‘teugels kort, opletten…!’

 

Dan moeten we over het wildrooster. De meeste paarden willen dat niet en daarom klimt de tuigpaardenman van de kar en doet het grote klaphek open.

De kar rijdt ratelend over het rooster en wij gaan als laatste nu ook door het hek en haasten ons om weer voor de kar te komen. Terwijl wij even rustig verder stappen, zetten de paarden voor de kar ineens onaangekondigd een draf in. Het is de vaste plek voor de draf, dus een ongewenst automatisme. Maar omdat niemand erop is voorbereid wordt er behoorlijk geschreeuwd en getierd. De kar gaat ook nog door een diepe kuil wat een enorm geratel veroorzaakt. Onze paarden kijken elkaar even aan ‘denk jij wat ik denk’,  en zetten een fikse galop in, weg van die chaos achter ons. ‘Ho, ho’, probeer ik rustig, maar ik besluit alleen maar te proberen er niet af te vallen. Rustig blijven, knieën eraan houden, beetje verlichte zit. Mijn vrouw scheurt naast me voort. De kar achter ons lijkt toch niet helemaal onder controle en achtervolgt ons nog steeds rinkelend en rammelend , waardoor onze paarden telkens opnieuw versnellen. ‘Hier naar rechts’,  roept mijn vrouw en  we maken een spectaculaire bocht naar rechts, een prachtig pad tussen een dicht dennenbos door. Achter ons horen we de karavaan kletterend voorbij scheuren en na enige tijd komen onze paarden tot rust. We maken een links- links, en zien onze vrienden ineens een stuk voor ons. Ook daar lijkt de rust te zijn weergekeerd. We draven er rustig heen en stappen achteraan in de stoet verder.

De procedure van de optocht ligt vast. De landheer-koetsier heeft een stem als een misthoorn en is daarom de omroeper: ‘We gaan draaaaaven!’ Dan komt het hele spul hortend en hobbelend in draf. Na enige tijd loopt dat lekker, heeft iedereen het goede tempo en kan er zelfs onderwijl geconverseerd worden. Ik hoor dat de vijgenoogst in Zuid Frankrijk dit jaar wat tegen viel. Dan klinkt het ineens: ‘We gaan weer stap-pen!’, en op een paar kleine kop-staart botsinkjes na komt iedereen er zonder kleerscheuren vanaf. Nu wil Gijs zijn windjack wel eens uit. ‘Gooi maar op de kar’, roept de moeder. Maar die oefening had de nieuwe pony nog niet gehad en met de zwaai van het jack springt het geschrokken dier met vier benen twee meter de lucht in, geeft dan een beste bok af, en we zien een klein jongetje voorbijvliegen en in de modder terecht komen.

De tuigpaardenman staat al naast de kar en heeft de pony al weer vast. Moeder Janneke is inmiddels ook afgestegen, geeft de teugels van haar paard aan haar dochter, en raapt haar jongste op uit de blubber. Hij is niet geschrokken maar boos. Er is een teugel gebroken, en de landheer knutselt handig met een aangereikte broekriem een nieuwe verbinding.

Een halfuur nadat we onze weg vervolgd hebben is het tijd voor een verfrissing, zoals de landheer het noemt. Dat is wel het meest onhandige deel van dit uitstapje. Iedereen is afgestegen en heeft één of meer onrustige paarden aan de hand. Er wordt rondgegaan met Glühwein en minibroodjes. Telkens als ik een slok probeer te nemen trekt er een dier aan me. De Glüwein gulpt mijn kraag in en blijkt best nog wel heet. De rest klotst op de grond. Nadat ik nog meer paarden moet vasthouden rent iedereen de bosjes in om te gaan plassen. Dan kunnen we weer verder.

De rest van de rit verloopt zonder al te grote incidenten.

 

Op het landgoed aangekomen worden de paarden extra goed verzorgd. Ze krijgen allemaal een van de talrijke logeerstallen en staan even later heerlijk tot aan hun knieën in het stro hooi te eten.

Wij pellen onze kleding af, zetten onze laarzen bij de kachel en zoeken een plek aan de enorme tafel in de behaaglijk warme keuken. Overal staan de meest heerlijke gerechten op ons te wachten, op het aanrecht, op het fornuis en in de oven. De open haard knettert inmiddels en een tevreden loomheid maakt zich van ons meester. Buiten begint het ineens te sneeuwen, eerst zachtjes, maar dan al snel met dikke wollige vlokken. Van de grote den in de tuin zijn ineens alleen nog maar de lichtjes te zien. Binnen schuift iedereen aan de grote tafel aan. Een vredige rust is over ons neergedaald.

‘Wie’, vraagt de gastvrouw terwijl ze een fles in de lucht houdt, ‘Wie wil er een glaasje wijn?’

 

2022-01-04T20:50:24+01:00 04-01-2022|